NRC 3 februari 1996
Justice internal (I)
In geen duizend jaar mogen de Serven tot de Europese Unie toetreden, de Kroaten moeten nog honderd jaar wachten, voor de Bosniërs staat een proeftijd van tien jaar. En nemen we de inheemse Balkan ideologie van de etniciteit ernstig – afstamming bepaalt geaardheid – dan zullen die volkeren tot in alle eeuwigheid in de buitenste barbarij verbannen blijven.
Wat moeten de buurlanden nu aan met een land als Servië in hun midden? De eerste opwelling is om maar meteen alle Serven voor hun land aansprakelijk te stellen: dat heette niet zo lang geleden ‘collectieve schuld’. Daar is iets voor te zeggen: het is veel te ingewikkeld om de persoonlijke aansprakelijkheid in elk individueel geval exact toe te rekenen. Daar komt bij dat de Serven er collectief veel voordeel van gehad zouden hebben als de regering die ze bij meerderheid gekozen hadden wèl geslaagd was in haar opzet van een grote veroverings- en uitroeiingscampagne (zoals de Kroaten nu collectief profijt hebben van de veroveringen en deportaties door hún regering). Verkeerd gegokt, dat is de minste schuld die een meerderheid van Serven persoonlijk kan worden aangerekend.
Hoe moeten de bewoners van die landen zich nu rehabiliteren?
Om te beginnen is dat misschien helemaal niet nodig. Er wordt met grote haast gewerkt aan een namaak-Europa, waarin quasi-democratieën een imitatielidmaatschap kunnen krijgen. Rusland is toegetreden tot de Raad van Europa en daarmee houdt dat toch al zieltogende lichaam in feite op te bestaan. In feite wel, maar in schijn niet. Het is net echt, en geknipt voor zulke pseudo-democratieën als Bulgarije, Roemenië, Slowakije en al die andere retro-communistische twijfelaars.
Het is een schijnoplossing en daar zal dus nog veel ellende van komen. Nu al raakt de Europese rechtspraak in de klem door toetreding van staten die helemaal niet van plan zijn zich aan de mensenrechten te houden. Bovendien vermindert zo’n schijnmanoeuvre de druk op die regimes om in eigen land een rechtsorde op te bouwen.
De politici die nu aan de macht zijn in Servië en hun zetbazen in Servisch Bosnië zijn rechtstreeks betrokken geweest bij misdaden tegen de menselijkheid, en ook Kroatische machthebbers hebben zich daaraan schuldig gemaakt. De bedoeling is dat die feiten alom genegeerd worden, dat alles subiet vergeven en vergeten wordt en niets ernstig wordt genomen: lid van de Europese Unie kan Servië uiteraard niet worden, maar in de Raad van Europa worden alle landen van ex-Joegoslavië toegelaten.
Volgens hun eigen Balkan-ideologie kunnen de Serven of de Kroaten niet veranderen; van de Europese mogendheden hoeven ze niet te veranderen, maar als ze ooit op gelijke voet als buurvolkeren serieus genomen willen worden zal het daar toch heel anders moeten worden. Herstel van de rechtsorde en de bestraffing van oorlogsmisdadigers zijn dan de eerst noodzakelijke hervormingen.
Dat moet van binnenuit komen. Een rechtsorde kan niet extern worden opgelegd en de opsporing van politieke en militaire criminelen kan niet zonder brede binnenlandse medewerking. Serven en Kroaten die zich inzetten voor dat rechtsherstel dragen bij aan de rehabilitatie van hun land en mensen die zich daartegen verzetten maken zich achteraf nog eens medeplichtig aan wat hun land misdreven heeft, en nu met volle kennis van de toedracht. Met dat rechtsherstel krijgt dus ook de individuele aansprakelijkheid van Servische en Kroatische burgers opnieuw betekenis. En daarom is het een blijk van solidariteit met die landen om van ze te verlangen dat ze hun misdadigers berechten of uitleveren.
Maar in ex-Joegoslavië is toch ook een voortdurende buitenlandse druk en internationale steun vereist om die rechtspleging op gang te krijgen. Daarvoor is een wereldwijde organisatie nodig die overal en telkens weer aandringt op de berechting van oorlogsmisdadigers; een vereniging die niet vergeet, die niet vergeeft, totdat de straf is toegemeten en uitgezeten, die blijft zoeken, blijft aanklagen, blijft vervolgen totdat de misdadigers eindelijk worden voorgeleid en die dan helpt om bewijsmateriaal te vinden, die getuigen opspoort, en optreedt voor de slachtoffers of functioneert als nevenaanklager waar dat wordt toegelaten.
Simon Wiesenthal was een voorganger, maar het is nu na een halve eeuw te laat om de misdaden uit de Tweede Wereldoorlog nog te vervolgen. Amnesty International strekt tot voorbeeld, maar in de nieuwe organisatie gaat het niet om genade maar om gerechtigheid. Voor de opsporing van misdadigers is iets vereist van de vindingrijkheid en de durf die Greenpeace heeft getoond bij de bestrijding van milieucriminaliteit.
Justice International, zo moet de wereldwijde actiegroep heten die zich inzet voor de berechting van misdaden tegen de menselijkheid.
Justice International moet zich uiteraard niet beperken tot de Balkan: de organisatie zou zich nu al moeten inzetten voor de berechting van de genocide in Rwanda en kunnen helpen bij de opsporing van de schuldigen die in Frankrijk en België (en via Europese relaties ook in Senegal) een onderkomen hebben gevonden. Justice International moet ook de publieke opinie mobiliseren om de berechting van oorlogsmisdadigers te eisen en om de bestaande internationale gerechtshoven moreel te ondersteunen.
Nu al zijn er tientallen comités die zich inzetten voor de rechtsbedeling in een bepaald land, of die voor de rechtspleging opkomen namens een bepaalde beroepsgroep, zoals juristen of journalisten. Justice International komt daarbij en werkt wereldwijd.