NRC 30 maart 1985
Lust en last (2)
Probleemloze promoscuïteit bestaat niet, moeiteloze monogamie waarschijnlijk evenmin. Maar gelieven die zich aan elkaar houden lopen geen risico op geslachtsziekte en wie van minnaar wisselt wel. Dat gevaar had allang verdwenen moeten zijn, net als de cholera of de pokken, door medische vooruitgang en verbetering van de preventie, maar venerische ziekten hebben zich hardnekkig gehandhaafd en er zijn zelfs nieuwe in omloop gekomen.
Een zeker vooruitgangsoptisme heeft daartoe bijgedragen. Sinds bacteriële infecties met antibiotica eenvoudig te genezen zijn wordt een druiper meer en meer opgevat als een soort verkoudheid van het geslachtsorgaan: naar de dokter, even slikken en het is over. In het ontwerp en bij het gebruik van voorbehoedsmiddelen is voorkoming van zwangerschap dan ook de hoofdzaak geworden en de bescherming tegen besmetting een bijkomstigheid. De modernste anti-conceptionele middelen behoeden aleen nog voor conceptie en helemaal niet meer voor infectie.
In de loop van een eeuw zijn in het Westen vrijwel alle andere besmettelijke ziektes nagenoeg uitgeroeid, of ze nu worden overgedragen via de lucht, het drinkwater, voedsel, of door insecten. Dat heeft te maken met medische vooruitgang en vooral met een verbetering van de sanitaire organisatie. Het was al een hele logistieke prestatie om het drinkwater te zuiveren, maar de waterleverantie is overal een monopolie en dus hoeft maar één instantie zich daar zorgen over te maken. Dat het ook met de voedselvoorziening zo goed is gelukt, is eigenlijk veel verbazender. Hedendaagse eters hebben, weldoorvoed als ze zijn, wat meer weerstand tegen ziekte. Maar er zijn honderdduizenden leveranciers van etenswaren en bij alle bederfelijke waar kan er op elk punt in de productieketen iets misgaan. Wie een slager tegen sluitingstijd bezig ziet zijn winkel te schrobben beseft hoe de keuringsdienst het die mensen tientallen jaren ingepeperd heeft, zodat zij nu leven met een sociaal geïnduceerde reinigingsdwang en de minste onreinheid voelen als een smet op hun beroepstrots.
Maar ook in al die miljoenen huishoudens, boerderijen, fabrieken, restaurants, wordt kennelijk zo met etenswaren omgesprongen dat ziektekiemen weinig kans krijgen. Dat is het resultaat van een volgehouden en alom verbreide volksopvoeding, zo omvangrijk en moeizaam als de alfabetisering, maar nauwelijks beschreven of bezongen.
Wat mensen gelukt is met hun eten en drinken, daarin zijn ze niet geslaagd bij hun andere basisbehoefte, het geslachtsverkeer. Waarom niet? Voedselvergiftiging komt langzamerhand veel minder voor dan geslachtsziekte en toch eten de meeste mensen vaker en met meer mensen dan ze vrijen.
Het moet een kwestie van techniek zijn: een koelkast is voor de begeerte nog niet uitgevonden. En het moet een kwestie van volksopvoeding zijn: in de seksualiteit gaat preventie heel vaak samen met vermaan, terwijl men kinderen toch niet wijs zou maken dat tafelmanieren helpen tegen voedselbederf.
Het lukt blijkbaar niet om zakelijk te zijn en in gewone schuttingwoorden duidelijk te maken hoe te vrijen en toch besmetting te vermijden. Met de voedselbereiding is dat wel gelukt; ook een beladen onderwerp, maar minder geheimzinnig.
En er is een heel praktisch verschil: hygiënische voedselbereiding maakt de smaak van de maaltijd niet minder, bescherming tegen infectie doet wel af aan het plezier van een vrijpartij. Er is ook een onderscheid in de mise-en-scène: koken is werk, liefdewerk weliswaar, maar het wordt met overleg en voor een gezelschap gedaan. De stylering van een vrijage is hartstochtelijk en intiem, voorzorg en argwaan horen niet in het scenario. De gedachte aan infectie is al een blijk van wantrouwen en de minnaar die erover begint valt uit zijn rol.
Het risico is het grootst in wisselende contacten, maar dat zijn uiteraard ook heel vaak eerste ontmoetingen; de wederzijdse verleiding vereist dan een volgehouden suggestie van spontane overgave. Met voorbehoedzaamheid gaat dat maar moeilijk samen. Bovendien bestaat de mogelijkheid van besmetting vooral wanneer één van de twee nog kort geleden met een ander is geweest en dat maakt preventie in vluchtige en nog meer in blijvende verhoudingen tot een akt van bekentenis of van beschuldiging, juist op het moment dat daar het minst geschikt voor is. Vroeger werden condooms verkocht onder het voorwendsel van bescherming tegen geslachtsziekte, want anti-conceptie was verboden. Maar nu is de anti-conceptie algemeen aanvaard en is er voor anti-infectie geen excuus. Dat verklaart de snelle toeneming van geslachtsziektes beter dan gissingen over de stijging van de promiscuïteit.
Alles wat besmetting tussen mensen overbrengt is inmiddels geëlimineerd en uitgeroeid, alleen de besmetting die wordt overgedragen als niets meer tussen hen in staat blijkt onuitroeibaar.
Maar er gebeurt nog iets anders: langzamerhand wordt de wereldgemeenschap realiteit: Wie niet zijn hele leven in onthouding of wederzijdse monogamie leeft heeft een geliefde gehad die de geliefde was van een geliefde die nu wieweet wie ter wereld bemint. Zo zijn misschien wel alle polygamen ter wereld via via met elkaar verbonden. Vroeger waren er oorlogen en landverhuizingen nodig om dat geslachtsverkeer tussen de volkeren gaande te houden. Nu, in het tijdperk van het massatoerisme,voltrekt die partnerruil zich elk hoogseizoen, wanneer miljoenen vacantiegangers in een paar uur tijds naar de verste uithoeken van de aarde vliegen. Vóór zij goed en wel beseffen wat zij daar in den vreemde hebben opgedaan, geven ze het thuis alweer door aan de achterblijvers. Zo worden nu ook venerische infecties overgebracht via de luchtwegen. Vandaar krijgen de mensen hier te maken met de meest uitheemse en onvermoede besmettingen. Ook dat hoort bij het nieuwe wereldburgerschap.
Ook verschenen in: Het lied van de Kosmopoliet. Meulenhoff, 1987