Noten

1. Cf. John Manfredi, The social limits of art. Amherst: University of Massachussets Press, 1982, p. 70.

2. Over de gevolgen daarvan voor de contemporaine kunst: Liah Greenfield, ‘The social structure of innovation in pure art: A case of the avantgarde movement in Israel’, Sociologia internationalis (Berlijn), (23,1), 1985, pp. 27-41.

3. Abram de Swaan, ‘Notities over beroepscode, beroepseer en beroepskansen van sociologen’ in: Carolien Bouw e.a. (red.), Hoe weet je dat? Wegen van sociologisch onderzoek. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1982, pp. 126-132.

4. Over ontstaan en functie in negentiende eeuwse burgerlijke kring van de begrippen ‘Kultur’ en ‘Zivilisation’, en met name van de noties ‘Bildung’ en ‘Empfindsamkeit’: Hoofdstuk I van Norbert Elias, Het civilisatieproces; Sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen. (1939) Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum, 1982.

5. De indeling wordt gemaakt bij Alvin Gouldner, The future of intellectuals and the rise of the new class. London: Macmillan, 1979.

6. Barbara en John Ehrenreich, ‘The professional managerial class’, Radical America, (11,3), May/June, 1977.

7. Horst Baier,’Herrschaft im Sozialstaat; Auf der Suche nach einem soziologischen Paradigma der Sozialpolitik’ in: Chr. von Ferber en F.X. Kaufmann (red.), Soziologie und Sozialpolitik (Speciaal nummer van het Köhlner Zeitschrift für Soziologie und Sozialpsychologie), Opladen: Westdeutscher Verlag, 1977, pp. 128-142.

8. Gouldner, op. cit. p. 60. Zie ook: N. Wilterdink, Amsterdams Sociologisch Tijdschrift; Abram de Swaan, ‘Het linksisme en de nieuwe klasse’ in: Halverwege de heilstaat. Amsterdam: Meulenhoff, 1983, pp.

9. Dit rijmt met Marx, bij wie de kapitalisten door hun winststreven en concurrentiedrang gedreven ondanks zichzelf bijdragen aan de ondergang van het kapitalisme.

10. S. Kleerekoper, Vergelijkend leerboek der bedrijfseconomie. (2 dln), Groningen: P. Noordhoff, 1956, I, p. 84.

11. Met de uitbreiding van de musea en de opkomst van het massa toerisme zijn ook unieke kunstwerken onbeperkt te bezichtigen, ze waren al kwantitatief, maar kwalitatief niet, onbeperkt reproduceerbaar.

12. Paris: Eds. de Minuit, 1979; Eng. vert. Distinction. London: Routledge & Kegan Paul, 1985.

13. Amsterdam: Querido, 1925.

14. Idem, p. 181.

15. Vergelijk Freuds val voor de metafysica in Jenseits des Lustprinzips (1920): de kosmische eros en thanatos die daar gepostuleerd werden, hebben geleid tot een haast ongeneselijk psychoanalytisch fetisjisme.

16. Das Kapital; Kritik der politischden Ökonomie. (I,1,4), Berlin: Dietz Verlag, 1973, p. 85.

17. Pierre Bourdieu, La distinction; Critique sociale du jugement. Paris: Eds. de Minuit, 1979, p. i (vert AdS); vergelijk ook Pierre Bourdieu en Alain Darbel, L’amour de l’art; Les musées et leur public. Paris: Eds. de Minuit, 1966, pp. 13-17, 145-147. Op grond van een culturele vermogenstaxatie heb ik ervoor gekozen de uitvoerige citaten uit het Frans te vertalen.

18. La distinction, p. 72.

19. Idem, p. 25.

20. Basil Bernstein, ‘Class and pedagogies: Visible and invisible’ in: J. Karabel en A. H. Halsey (red.), Power and ideology in education, Oxford/New York: Oxford U. P., 1977, pp. 511-534.

21. Bourdieu vergelijkt zijn sociologie van de smaak dan ook met een ‘psychanalyse sociale’, La distinction, pp. 10, 84. De loochening vindt plaats in het krachtenveld van de strijd om een overheersende klassepositie in de culturele productie.

22. Bourdieu en Darbel, op. cit., p. 145; p. 147: ‘Wil de cultuur haar betoverende werking kunnen uitoefenen, dan is het noodzakelijk en voldoende dat de historische en maatschappelijke vorwaarden die deze volledige beschikkingsmacht over de cultuur mogelijk maken onopgemerkt blijven: die tweede natuur waaraan de samenleving de menselijke voortreffelijkheid toeschrijft en de culturele bezitloosheid, een ‘natuurtoestand’ die dreigt te worden opgevat als gegrondvest in de natuur van de mensen die ertoe zijn verordeeld.’

23. La distinction, p. 50 (cursief in het origineel).

24. Idem, pp. 33-34.

25. Idem, p. 45.

26. Idem, pp. 58-59.

27. Idem, p. 56.

28. En het zijn in de burgerij vooral vrouwen en jongeren, die deel hebben aan de economische voorrechten maar uitgesloten zijn van de economische zeggenschap, die ‘soms tegenover de burgerlijke wereld die zij zich niet werkelijk eigen kunnen maken een weigering van alle medeplichtigheid stellen, die bij voorkeur uitdrukking vindt in een neiging tot de esthetiek of het etsheticisme.’ Idem, p. 58.

29. Idem, p. 36.

30. Norbert Elias, op. cit.

31. ‘Het gegeneraliseerd vermogen om de alledaagse aanvechtingen uit te schakelen en praktische doelstellingen tussen haken te zetten…’ schrijft hij even later; La distinction, p. 57.

32. Zie de korte stukken van Sigmund Freud die bekend staan als de ‘Ratschläge’ (1912), en met name de ‘Bemerkungen über die Übertragungsliebe’ (1915); zie ook: Abram de Swaan, ‘Over de sociogenese van de psychoanalytische setting’ in: De mens is de mens een zorg. Amsterdam: Meulenhoff, 1982, pp. 51-80.

33. Charles Kadushin, Why people go to psychotherapists. New York: Atherton, 1969.

34. Christien Brinkgreve, Jan Onland en Abram de Swaan, De opkomst van het psychotherapeutisch bedrijf . Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum, 1979.

35. Vergelijk ‘De valse schaduw’ in Abram de Swaan, Halverwege de heilstaat, Amsterdam: Meulenhoff, 1983, pp. 15-18.

36. Warna Oosterbaan Martinius, Schoonheid, welzijn, kwaliteit; Over legitimerings en toewijzingsproblemen in het kunstbeleid. Amsterdam: Sociologisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam, 1985, p. 93.

37. Oosterbaan Martinius, op. cit.

38. Veel artistieke voorzieningen hebben een aantal kenmerken van collectieve goederen en voor vrijwel alle andere geldt dat toegevoegde gebruikers telkens een geringere kostenstijging veroorzaken. Hier ligt uiteraard een financieringsprobleem, bekend en berucht uit de welzijnseconomie.

39. Bourdieu en Darbel, op. cit., p. 59.

40. Bijvoorbeeld uit de cijfers die elke twee jaar worden verstrekt in de Rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

41. De term is van Piet de Rooy. Verg. Bernard Kruithof, ‘De deugdzame natie; Het burgerlijk beschavingsoffensief van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen tussen 1784 en 1860′ in Symposium, (2,1), 1980, pp. 22-37.

42. Geciteerd uit een rede van M. C. van Hall (1817) bij P. Knolle en A. Martis ‘De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en het tekenonderwijs 1785 1900′ in:W. W. Mijnhardt en A. J. Wichers (red.), Om het algemeen volksgeluk; Twee eeuwen particulier iniiatief 1784-1984. Edam: Maatschappij tot Nut van ’t Algeme, 1984, p. 268.

43. Zie bijvoorbeeld Ali de Regt, Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid; Ontwikkelingen in Nederland 1870-1940; Een historisch sociologische studie. Meppel/Amsterdam: Boom, 1984.

44. Vooral een werk uit zijn school: Jacques Donzelot, La police des familles. Paris: Eds. de Minuit, 1977.

45. Met name: Haven in a heartless world; The family besieged. New York: Basic Books, 1977.

46. Verg. Karl Mannheim, ‘The democratization of culture’ in: Esays on the sociology of culture. London: Routledge & Kegan Paul, 1956, pp. 171 246.

47. H. Jamous en B. Peloille, ‘Changes in the french university hospital system’ in: J. A. Jackson (red.), Professions and professionalization. Cambridge: Cambridge U.P., 1970, pp. 111-152.

48. Bourdieu en Darbel, op. cit., p. 59. Verg. ook Ooosterbaan, op. cit. pp. 11 e.v.

49. Verg. Hans Onno van den Berg, De structuur van het kunstbeleid. (Sociaal en Cultureel Planbureau), ’s Gravenhage: Distributiecentrum Overheidspublikaties, 1985.

50. Oosterbaan, op. cit., pp. 13 e.v.

51. Zie bijvoorbeeld Profijt van de overheid in 1977. (Sociaal en Cultureel Planbureau)’s Gravenhage: Staatsuitgeverij, 1981.

52. John Manfredi, op. cit., p. 88.

53. Abram de Swaan, ‘Uitgaansbeperking en uitgaansangst; over de verschuiving van bevelshuishouding naar onderhandelingshuishouding’ in: De mens is de mens een zorg; Opstellen 1971-1981. Meulenhoff, 1982, pp. 81 115, p. 97.

54. Co van Calcar en Jan Karel Koppen. Cultureel kapitaal: op weg naar een instrument. Amsterdam: Stichting Kohnstamm Fonds, 1984.