Subway

In Holland is niets onder de grond, alleen grond, doden en riolen. Maar bij het leven blijft de mens boven de zoden. Daarmee mist Nederland een dimensie: het ondergrondse… de catacomben van Parijs en Rome, Londens tube en New Yorks subway!

Buiten het centrum is New York één angstige vlakte van snelwegen en woonblokken, cafetaria’s, garages en woonblokken – zonder ophouden, zonder ritme, zonder structuur: Brooklyn, Bronx, Queens. Een stad, maar zonder allure, zonder betekenis, een menigte tegen elkaar geschoven gehuchten. De ondergrondse trein negeert deze woonbuurten, gaat eraan voorbij, er onderdoor.

De woonwijken blijven ongezien en verdwijnen uit de werkelijkheid. Wie er niet woont, weet er niet van. De ondergrondse passagier komt pas boven waar hij wezen moet. Alles daartussen is geraas en duisternis. Door de ondergrondse wordt New York verkreukeld. De kaart schrompelt ineen tot een prop papier waarop alleen nog Manhattan, het centrum, het bankdistrict, de vermaaksbuurten overblijven; bovendien herkent iedereen zijn eigen woonwijk. In de kreukels van de kaart, diep weggevouwen, liggen de buurten waar de New Yorker niets te maken heeft. En dus is New York niet groot. Alles wat niet telt, is eenvoudig weggevouwen, overgeslagen door de ondergrondse. Elke New Yorker leeft in een tamelijk kleine stad die bestaat uit zijn kantoorwijk, zijn uitgaansbuurt, de straat waarin hij woont en die van drie, vier vrienden. Alles daartussen is weggeklapt, is alleen maar stationsnamen en reistijd in de ondergrondse.

Maar daarvoor moet de New Yorker de diepte in, waar de aarde haar eigen rechten heeft. Onder de grond heerst schemering. Nooit zal het er licht zijn, hoeveel lampen in de stations ook branden. Ondergronds wordt het licht gelig en verliest aan kracht. Alles in het onderaardse is smerig en vuil op alle manieren: stoffig, korrelig, kleverig. Dus dwaal ik door de halfdonkere, vervuilde gangen van het onderaardse op zoek naar borden Pelham Bay, het punt waar ik boven wil komen. Maar de New York Transit Authority is halverwege deze gang vergeten dat hij daarheen een trein had rijden en de borden houden op. Kaarten zijn er niet; er moeten geheimen blijven in het ondergrondse.

Niemand die ik tegenkom, weet iets: ieder reist in zijn eigen vouwen, kent geen andere. Ik loop voorbij portalen en gangen en snoepautomaten die alle munten slikken, maar nooit iets daarvoor in ruil geven. Voorbij een luik op kniehoogte waarachter een ander station te zien is, met andere treinen en een nieuwe duisternis aan het eind van het perron. Om de hoek is de muur weggebroken en daarachter ligt een bouwput, waarin arbeiders een stalen toren aan het lassen zijn, hoger dan ik zien kan, niet hoog genoeg om uit het ondergrondse te geraken. Pelham Bay, waar ik heen wil, krijg ik van de Lexington Express. De rest is aftellen, 42e, 51e, 59e, 68e, stations die elk staan voor een buurt: de chique galleries van Madison Avenue, de Duitse buurt, Spaans Harlem.

Alles wordt weggevouwen in geraas en duisternis. Nog verder raakt de trein bovengronds, maar schiet meteen door naar een verhoogde baan boven de daken. Daglicht en uitzicht. Niets te zien. Lege straten en verzuurde tuintjes. De stations hebben dorpse namen. Long Wood en Hunts Point. Maar niets landelijks. Een radeloze huizenvlakte. Een landschap gemaakt om te vergeten: lage huizen, fabrieksterreinen, autokerkhoven, hondenkerkhoven, kerkhoven. De stad die nooit meer ophoudt. Tot St. Lawrence Avenue. Dat is mijn Avenue. Daar woont wie ik ben komen halen. Met wie ik langs de apotheek van Ligget’s loop en de rijschool van niet-slagen-niet-betalen.

Wij maken dezelfde tocht terug. Duisternis en geraas. Er valt niets te zeggen, dit is alleen maar transit. Tot Grand Central Station waar mijn territoir opnieuw begint en waar het opeens weer mogelijk is samen te lopen, te praten.

Nog in het station klinkt achter een trap gebrul. Het wordt een goddelijk, hemels schallen. Halleluja, Händel. Honderd kinderen staan op het perron de treinen weg te zingen. Vooraan staat een donkere dikke meid de maat te slaan. Het perron brult hemels mooi Halleluja. Van Händel. Het All New York Junior High School Choir op weg naar een uitvoering. Dat beleven we, want dit is ons territoir. Wij gaan de trappen op, naar eigen gebied.