De zandbak
In de East Seventies, de snel opgetrokken buurt ten oosten van Central Park, woont in hoge torenflats de smart set: de briljante jeugd, kien op carrière en goed in het geld. Met een dure college-opleiding trekken de jongens en meisjes vroeg in hun twintiger jaren naar New York, naar het grote leven. Zodra hun salaris dat toestaat, betrekken ze hun eigen flat, liefst tussen de Zestigste en Tachtigste straat, de buurt waar de ‘actie’ is: het modieus vertier. Waar de bewoners jong zijn en opgenomen in de grote alliantie tegen de verveling. In een half dozijn bars zijn ze te vinden, niet omdat ze veel drinken, niet omdat ze iets te bepraten hebben, maar om er te zijn. Door de aanwezigheid van hun soortgenoten worden ze zich hun eigen aanwezigheid bewust. Niet veel meer is nodig. Een jukebox en een televisietoestel. Zij zijn de bewonderaars van het iets betere muziek-genre: de Supremes, Dionne Warwick, als altijd Sinatra en de betere Rock ’n Roll, de Amerikaanse, niet de Engelse, want de Beatles en de Stones willen met hun muziek teveel vertellen en houden zich niet op de achtergrond.
Hun eerste vermaak is luisteren of kijken naar rugby-matches op de weekend-televisie. Al hun plezier ligt opgesloten in de techniek. Hoe wondermooi hun stereo-installaties, grammofoon en speakers, ontvangers en versterkers, alles in lieflijk notehout, aangepast aan het interieur! Hoe natuurlijk de kleuren van de kleurentelevisie, mooier nog dan in het echt! In het Hooglied zijn geen woorden voor de welving in de flanken van hun Ford Mustang! Maar deze generatie is de eerste die over de auto heen is. Ze hebben er een – de beste – en ze zijn erover uitgepraat. Uitgepraat. Over het werk wordt niet gesproken, dat verbiedt de goede smaak. Toch hebben deze mensen het soort baantjes dat in advertenties ‘interessant’ heet of ‘afwisselend’. Hun werk ligt aan de consumptie-kant van de economie: niet bij de machines, het stof en de stank van produktie, maar in de glazen kantoren met het wand-tot-wand tapijt: de een is reclameman, de ander schrijft de speeches voor zijn bankdirectie, zij is redaktrice van een damestijdschrift of inkoopster van vrijetijdskleding. Werk dat veel betaalt voor een vaag soort bekwaamheid: weten wat er aan de hand is, weten hoe vandaag praat, hoe vandaag er uitziet. Zij zijn vandaag, zij zijn wat gebeurt. Dit is niet de bohème, niet de nozemjeugd of de hopeloze generatie. Welnee, eens in de maand een bezoek of telefoontje aan lieve ouders, tijdens kantooruren beleefd tegen de baas en heel geschikt met minderen.
Dit is een nieuwe burgerij met een nieuwe burgermoraal. Zuinigheid en monogamie zijn als burgerdeugd verdwenen. Dat kan ook niet anders met geld en voorbehoedmiddelen volop. Maar bezit is gebleven wat het was: de basis van een goed bestaan. Geld verdienen is nog steeds de maatstaf van het geslaagde leven. Maar ijver en ambitie worden na vijven een beetje gemaskeerd. Een aristocratisch trekje: alles wat te maken heeft met noodzaak en praktijk wordt vermeden in de conversatie om zo de suggestie op te roepen dat dit bestaan van weelde al duurt zolang de herinnering strekt. Dus gaan na vijven ook de maatgesneden kantoorpakken de kast weer in. De mannen trekken gympies aan, een spijkerbroek, een T-shirt en een parachutistenjekker. Dat dragen dan de jongens die in hun kast ongebruikt tien pakken hebben hangen, twee smokings en een ski-kostuum. En zij weten dat iedereen dat van ze weet. Zo zijn hun gymschoentjes toch heel anders dan die van de krantenjongens. Zij dragen uitverkoren gympies, achteloos gekozen uit twaalf paar schoenen, de krantenjongen draagt zijn linnen bij gebrek aan beter.
Voor de meisjes is het niet zo eenvoudig. Zij gaan gekleed in de algemene, wereldomvattende Elle-stijl, naar het tijdschrift van die naam. Maar houd het voorzichtig: de losse lijn, maar toch het haar gekapt en gelakt; de korte rok, maar niet ver boven de knie, veel lila en oranje, het geheel afgedekt met de overmaat aan make-up die alle Amerikaanse meisjes dat licht bevroren voorkomen geeft.
Dit is de nieuwe burgerij: niet langer gericht op sparen en geld verdienen, maar op geld verdienen en besteden: de consumptie-generatie.Hun uitgangswijk heet De Zandbak, want iedereen speelt er met iedereen. Een snel en elegant soort seks, een minimumseksualiteit met zin voor perfectie, geworden tot sociaal vermaak. En dus zijn er regels. Allereerst: seks mag, emotie niet. Het moet leuk blijven. En dan: het is altijd afgelopen met één nacht. Het moet vrijblijvend zijn. En toch, de buitenstaander stelt zich er teveel van voor. Er is een vreemd soort kuisheid in De Zandbak: geen broek raakt uit de vouw, geen kapsel in de war. Beschaafde genoegens voor welopgevoede jongelui.
Het is zover. Eindelijk consumeren de consumenten elkaar.