NRC 16 maart 1996

Nieuwsmaker

‘En dan gaan we nu weer door met ons programma Beet!’ Tudotuditudidu. Ring!.
‘De telefoon gaat over. Ja. Goejemmmmmmmmmmmmmo eh middag… Dit is Beet! het radiomiddagpraatprogramma voor het hete nieuws en de koele babbel. Dag meneer de Swaan. Joer on die èr. Heeft u even een momentje?’
– Nou eh…
‘U gaat een stukje schrijven in het NRC, nietwaar?’
– Eh… Hoezo?
‘Juist ja. En dat wordt deze keer een stukje over de radioverslaggeving.’
– Hoe komt u daar nou bij?
‘Voor u een vraag, voor mij een weet. De vrije nieuwsgaring zullen we maar zeggen. Je hoort wel eens wat van deze of gene. En zo is het dus alweer bekend dat u over de radio aan het schrijven bent.’
– Maar ik ga helemaal geen stukje schrijven over radioverslaggevers.
‘U ontkent dus?’
– Eh…ja.
‘En u blijft glashard ontkennen!’
– Het was zelfs nog helemaal niet bij mij opgekomen.
‘Wij hebben aanwijzingen, ik mag wel zeggen zeer sterke aanwijzingen dat u een stukje gaat schrijven over radioverslaggeving. En wel een heel kritisch stukje. Om niet te zeggen een frontale aanval op de Nederlandse radioreporter.’
– Ik weet van niets.
‘U weet van niets. Maar moet u in uw vak dan niet van de feiten uitgaan, net zo goed als iedereen? Als u van niets weet kunt U toch niet zomaar in het wilde weg wat aantijgingen tegen de bonafide Nederlandse radioverslaggeving op gaan schrijven. Of houd u het erop dat er allicht altijd wel iets van zal blijven hangen, ook al is er niks van aan. Zo van Waar rook is is vuur, nietwaar?’
– Tja, dat zeggen de mensen wel eens.
‘En u gaat er dus van uit dat wat de mensen zeggen, dat je dat zo maar voor zoete koek kunt aannemen en zonder meer voor waar in de krant kunt zetten.’
– Nou, nee dat zult u mij niet horen zeggen.
‘Dat wilt u niet gezegd hebben. U slikt het dus in. U krabbelt terug! Dus u trekt uw mening in dat het met de radioverslaggeving in dit land – en ik citeer! – dat het met de radioverslaggeving in dit land droef gesteld is.’
– Maar meneer, dat is mijn mening helemaal niet. Ik heb helemaal geen mening over radio, ik heb er eerlijk gezegd nog nooit bij stil gestaan.
‘Dan roept u dus gewoon maar wat in die stukjes van u, kijken of de mensen reageren, vuurtje aanwakkeren, lekkere rel trappen, terwijl de jongens van de radio voor dag en dauw al met microfoon en recorder van hot naar her door het land trekken om de vinger aan de pols te houden voor het Nederlands publiek. Met plezier en hart voor de zaak hoor, daar niet van.
Dit is Beet! een radiomiddagpraatprogramma voor het hete nieuws en de koele babbel. Jet, mag ik even de jingle.’ Fluut fluut fluut. Tiede tiede bom. Fluut fluut.
‘Beet! Luisteraars we zijn rechtstreeks verbonden met de hoofdstad, en daar in het hart van Amsterdam hebben wij live verbinding met Abram de Swaan die op dit zelfde ogenblik vanuit zijn comfortabele werkkamer een nietsontziende, keiharde aanval aan het schrijven is op de radioverslaggeverij in Nederland. We gaan hier met hem in de slag. Nu. Voor de microfoon. Aan de telefoon. Keihard, máár fair èn sportief. Dis-cussie!
Abram, de radioverslaggeving die moet worden afgeschaft, ja of ja?’
– nou, nu u het zo zegt…
‘Ja?’
– ik kan me indenken…
‘Voor de draad ermee!’
– het is uiteraard een métier met zekere ingebouwde beperkingen, het is niet altijd mogelijk…
‘Dus: weg met de praatradio?’
– om amusement, meningsvorming en nieuwsvoorziening…
‘Wat gaat het worden? Het een of het ander? Recht voor zijn raap. Afbreken die handel? Dus de radioreporters de laan uit, want daar komt het toch op neer. Ontslag op staande voet voor zevenhonderd tweeëntwintig keihard werkende collega’s en collego’s. U neemt nogal een verantwoordelijkheid op zich.’
– Maar meneer, ik heb van mijn levensdagen nog nooit wat beweerd over radioverslaggevers. Niets goeds, niets kwaads, helemaal niets. Niemendal.
‘Ondertussen bent u toch maar mooi bezig om de radioverslaggevers systematisch af te schilderen als luidruchtige domoren, kletsmajoors die de mensen uit hun tent proberen te lokken, enkel en alleen om meteen hun woorden te verdraaien.’
– Ik zeg niets meer.
‘Nee dat hoeft ook niet, want u laat mij het vuile werk opknappen.’
– Ik ga ophangen.
‘O nee. Ons kent ons. U hangt niet op vóór u uw stukje af hebt.’
– Maar, voor het laatst meneer, ik schrijf helemaal geen stukje over radio.
‘En dat wou u nog steeds volhouden? U heeft wel lef.’
– Het is dat ik niet onbeleefd wil zijn tegenover uw luisteraars, maar ik ga nu toch echt afbreken.
‘Dan gaan we er nu uit. Ik wens uw lezers nog veel leesgenoegen. En u bedankt voor de medewerking.’
– Niets te danken. Graag gedaan.
‘Dit was Beet!’
Fluut fluut fluut. Tiede tiede bom. Fluut fluut.