Over land, een reisverslag
2. New York State
De straat voor mijn huis loopt van west naar oost. Ik draai mijn auto met zijn voorkant west en rijd naar Californië: kijken of het waar is wat de kaarten zeggen. Na twintig straten al verliest de autokaart het van de chaos: De George Washingtonbrug, een onbeschrijfelijk knooppunt. Maar lees: één weg komt in zes banen uit het zuiden, een ander even breed ligt langs de noordrand van de stad, een derde straat ligt parallel aan de eerste en uit het noordoosten komt een snelweg. Dat moet allemaal de brug op van New York naar New Jersey. Maar in deze vrije maatschappij mag bovendien elkeen uit beide richtingen en van elke rijbaan een andere weg op van zijn keuze. Wat nu ontstaat is een weg over een weg over een weg met afritten aan weerszijden, die zich omdraaien tot oprit naar de volgende en halverwege splijten voor een laatste gril naar een nieuwe weg, die zelfverbinding is tussen een cirkelbaan en een doorgang naar de brug. Geen kunstenaar heeft dit nog uitgeschilderd, ik ken geen beschrijving en kan hem zelf niet geven. Niemand heeft hier ooit een ander de weg kunnen wijzen. Een doorgang is alleen te vinden op de tast van bord tot bord. De kleinste vergissing wordt afgestraft, spijtoptanten moeten tien mijl doorrijden voor ze kunnen keren. Tenslotte raak ik op het bovenste wegdek van de brug en rijd New Jersey in. Ik mag kiezen tussen vier parallelle wegen en dan weer uit drie banen elk, maar vanzelf kom ik op de meest linkse baan en het verhaal houdt op voor tweehonderd mijl: de reis wordt wegdek, tot we eindelijk afslaan.
Oponthoud in Amsterdam: Amsterdam, New York. Povere Amsterdammers, die van Amsterdam nog nooit gehoord hebben, zo lelijk is hun dorp, zo troosteloos hun winkelstraat, eigendom van de Coca-Colaborden, Chevrolets van vorig jaar en doorgegroeide, dadenloze tieners. Amsterdam, New York. Twee goede tekens in de zodiac der steden: Het heeft niet geholpen.
Het loopt tegen middernacht en naar het weekend. Groot tienerbal in Skaneateles. Wij zoeken onderdak. Op de parkeerplaats dezelfde sportauto’s, in de jukebox dezelfde muziek als in de stad. Maar hier is het ‘buiten’ en dus hebben de meisjes de pijpen van hun spijkerbroeken boven de knie afgeknipt. Bermuda’s heet die dracht, ‘sportief’ is het beste wat er van te zeggen valt. De jongens drinken bier in plaats van de ‘zachte dranken’ zonder alcohol die de bijdetijdse stadsjeugd nu gebruikt. Verder geen verschil. Provinciaals bestaat niet meer. Er is nog wel verschil, maar de scheidslijn is anders komen te liggen. De tieners zijn nu grootsteeds tot in het kleinste dorp; ook in de wereldstad leven provincialen, die dat nu zijn uit vrije wil, uit voorkeur voor televisiespelletjes, familiebladen en de medische rubriek. In Skaneateles hebben de provincialen nog de overhand. De hotelier belooft stilte om twee uur. Om tien over twee is het doodstil.
De volgende ochtend inspectie van de Niagara-watervallen door de Russische premier en zijn gevolg, een uur later door mij persoonlijk. Mijn herinnering valt open op de bladzij waar een jongensboekenheld aan zijn belagers weet te ontkomen naar de andere oever, balancerend over een koord boven de watervallen. Dat was geloof ik Met een kwartje de wereld rond.
De toegangsweg en het park geven uitzicht op water, veel water, dat van Lake Ontario wordt uitgegoten in Lake Erie door de smalle tuit van de Niagara-rivier. Het versnelt, begint te kolken, rukt wat aan struiken en sleurt met stenen tot de rivier opeens ophoudt. Het landschap stopt. Het begint meteen opnieuw, maar zestig meter lager. Daartussen is de waterval, waar water valt. Over een manshoog front van zevenhonderd meter breed gaat alles de diepte in met een beweging die alle valwetten, bekend en onbekend, bewezen en weerlegd, aanschouwelijk maakt. Er zijn er, waters die het langzaam doen, in een dikke gulpende duik, andere verstuiven van schrik op de rand tot een spuitende straal waterdamp, maar ook haasten zich straaltjes over de brede waterrug zo snel als mogelijk naar beneden, waar deze hele stroom naar de verdoemenis gaat, de kolk in, en in razernij verdampt. Over dat alles staat een regenboog die met ons meewandelt en met alle toeristen en met de gidsen en de treintjes en nog meer toeristen in oliejassen op waterbestendige toffeltjes. Ze gaan het allemaal van dichtbij nog eens heel goed bekijken. De folders betogen dat dit hier voor mijn ogen nu een wereldwonder is. Dat is zeer juist.
Wegwezen. Want wie na twee uur kijken nog geen antwoord heeft, moet verderop om het landschap andere vragen te gaan stellen.